Chronische vermoeidheid of fatigue is een belangrijke onvervulde klinische behoefte bij patiënten met reumatoïde artritis. Met de huidige niet-farmacologische interventies, zoals gepersonaliseerde oefenprogramma’s (PEP’s) en cognitief-gedragsmatige benaderingen (CBA’s) blijven de meeste patiënten ernstige vermoeidheid melden.
Om de neurobiologische mechanismen van fatigue te identificeren onderzocht een internationale groep bij deelnemers aan een RCT aan de hand van MRI-beeldvorming de hersengebieden die betrokken zijn bij een verbetering van fatigue.
Een subgroep van 90 patiënten met reumatoïde artritis die deelnamen aan een RCT onderging bij intake een multimodale MRI-hersenscan en werd vervolgens gerandomiseerd tussen alleen gebruikelijke zorg of een combinatie van gebruikelijke zorg met PEP’s en CBA’s. Na een interventie van 6 maanden werd de MRI herhaald en werden volumetrische, functionele en structurele connectiviteitsindices gecorreleerd met verbetering van vermoeidheid, gemeten op de Chalder fatigue scale.
Er werden verschillende structurele en functionele verbindingen geïdentificeerd als bemiddelaars van vermoeidheidsverbetering bij zowel PEP’s als CBA’s in vergelijking met gebruikelijke zorg. PEP’s hadden een sterker effect op functionele connectiviteit dan CBA’s. CBA’s en PEP’s veroorzaakten beide een structurele connectiviteit tussen de linker isthmus cingulate cortex (L-ICC) en linker paracentrale lobule (L-PCL). De grootte van het bemiddelingseffect scoorde hoog voor zowel PEP’s (ß = -0,46) als voor CBA’s (ß = -0,32).
De structurele verbinding tussen de L-ICC en L-PCL blijkt een dominant en gemeenschappelijk mechanisme te zijn voor de vermindering van fatigue door zowel PEP’s als CBA’s bij patiënten met reumatoïde artritis. Deze vaststelling ondersteunt het potentieel van deze structurele connectie als een substraat van de neurobiologie van fatigue en als mogelijk doelwit voor toekomstige behandeling.