Steeds meer zelfstandigen beslissen om hun carrière voort te zetten na het bereiken van de pensioenleeftijd. Sinds 2015 wordt langer werken na de wettelijke pensioenleeftijd niet meer bestraft wat het toegekende pensioenbedrag betreft.

Sinds 2015 worden de inkomsten van een zelfstandige die beslist om zijn beroepsactiviteiten voort te zetten na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd, niet meer geplafonneerd. Anders gezegd, het niveau van zijn beroepsinkomsten heeft geen invloed meer op het pensioen dat hij ontvangt. Eerst werd het plafondbedrag van 17.000 euro afgeschaft in 2013. Sinds 2015 is ook de verplichting om een volledige loopbaan te hebben afgeschaft.

De maatregel lijkt haar vruchten af te werpen. Volgens het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ) is het aantal zelfstandigen dat na de pensioenleeftijd nog aan de slag is, tussen 2012 en 2017 met meer dan 33% gestegen. Van de totale bevolking van Belgische zelfstandigen is vandaag meer dan 9% nog aan het werk, ook al is de pensioenleeftijd bereikt. 

Die teneur kan door verschillende factoren worden verklaard: er is de vergrijzing van de bevolking, waardoor werknemers langer aan het werk blijven om in een aanvullend inkomen te voorzien, maar ook het algemene gezondheidsniveau is verbeterd (vandaag zijn we op ons 65^ste gezonder dan in de vorige eeuw). Het NSZ schuift nog een andere mogelijke verklaring naar voren: met een gemiddeld pensioen van 860 euro is het inkomensniveau van zelfstandigen lager dan dat van werknemers (gemiddeld 1.200 euro) wanneer ze stoppen met werken. Door te blijven werken is men in staat een bepaalde levensstandaard aan te houden, zolang men zich nog ertoe in staat voelt en gemotiveerd is.